Eerlijk gebruik – 2.23 lid 1 sub c BVIE , 10 lid 1 sub c MRl – Gebruik van merk om de bestemming van de waar aan te geven. ‘Het gebruik van het merk door een derde die niet de houder van het merk is, is nodig om de bestemming van een door deze derde in de handel gebracht product aan te geven, wanneer een dergelijk gebruik in de praktijk het enige middel is om het publiek begrijpelijke en volledige informatie te verstrekken over deze bestemming teneinde het stelsel van onvervalste mededinging op de markt van dit product te vrijwaren.’

(Dictum).De voorwaarde van een ‘eerlijk gebruik’ […] brengt in wezen een loyaliteitsverplichting tegenover de legitieme belangen van de merkhouder tot uitdrukking. De indruk kan ontstaan dat er een commerciële band tussen de derde en de merkhouder bestaat. Dit gebruik de waarde van het merk aantast doordat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie ervan. De goede naam van dit merk wordt geschaad of De derde zijn product voorstelt als een imitatie of namaak. Het feit dat een derde het merk waarvan hij niet de houder is, gebruikt om de bestemming van het door hem in de handel gebrachte product aan te geven, betekent niet noodzakelijk dat hij dit product voorstelt als een product van dezelfde kwaliteit als of met kenmerken die gelijkwaardig zijn aan die van het van dit merk voorziene product. Artikel 6 lid 1 sub c kan ook van toepassing zijn wanneer een derde ‘niet alleen een onderdeel of accessoire in de handel brengt, maar ook het product zelf waarmee het onderdeel of de accessoire dient te worden gebruikt.’ (Dictum).

i. Het betrokken gebruik is nodig om de bestemming van een product aan te geven wanneer het in de praktijk het enige middel is om het publiek begrijpelijke en volledige informatie te verstrekken over deze bestemming.

ii. Dit moet eerlijk zijn: Daaraan is niet voldaan als (bijvoorbeeld) het merk aldus wordt gebruikt dat de indruk kan ontstaan dat er een commerciële band tussen de derde en de merkhouder bestaat (i); dit gebruik de waarde van het merk aantast doordat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie ervan (ii); de goede naam van dit merk wordt geschaad of kleinerende uitlatingen over dit merk worden gedaan (iii); of de derde zijn product voorstelt als een imitatie of namaak van het product voorzien van het merk waarvan hij niet de houder is (iv).

KB 392/395