Merkhouder kan zich niet verzetten tegen hervullen lege, gemerkte gasflessen, uitputting

Zie gebruiuk in Primagas uitspraak: Uitputting, gasflessen navullen, eigendomsoverdracht (Zie HR: Primagaz), tenzij formule art. 2.23 lid 3: gegronde redenen: bv onterechte indruk economisch verband Navullen kan als merkgebruik worden gezien idzv. 2.20 lid 2 sub a BVIE. Voor schending van dit artikel is naast ‘gebruik’ ook vereist dat afbreuk wordt gedaan aan de functies van het merk. Onder verwijzing naar (wederom) het arrest HvJEU Viking/Kosan stelt eiseres tot slot dat Primagaz geen beroep op haar merkrecht zou toekomen, omdat haar merkrecht zou zijn ‘uitgeput’ in de zin van artikel 2.23 lid 3 BVIE. Dit artikel bepaalt dat houders van een merk niet op kunnen treden tegen merkgebruik voor waren die door de houder zelf of met diens toestemming in het verkeer zijn gebracht. Ook deze klacht faalt. Anders dan in Viking/Kosan vertegenwoordigt de gastank uit het onderliggende geval namelijk geen zelfstandige economische waarde en is deze altijd eigendom van Primagaz gebleven. Van merkenrechtelijke uitputting is onder die omstandigheden geen sprake. Afsluitend (en ten overvloede) merkt de HR nog op dat, ook wanneer wél van uitputting kon worden gesproken, een eventueel beroep op artikel 2.23 lid 3 BVIE zou moeten worden afgewezen. Gelet op de ‘tenzij-clausule’ van dit artikel geldt de uitputtingsregel niet wanneer de merkhouder ‘gegronde redenen’ heeft om zich ook na uitputting tegen ongeautoriseerd merkgebruik te verzetten. Dergelijke gegronde redenen zijn onder meer aanwezig wanneer een derde een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met een merk, gebruikt op een manier die de onterechte indruk kan wekken dat er een economische band bestaat tussen de merkhouder en die derde.

KB 398

IEF 9944