art. 2.20 lid 2 sub c: Verwarringsgevaar niet noodzakelijk – publiek, versiering De vennootschap Adidas is houdster van een in de Benelux ingeschreven merk dat een motief omvat bestaande uit drie verticaal parallel lopende strepen die op sportkleding zijn aangebracht. De vennootschap Fitnessworld brengt bepaalde sportkleding in het verkeer met een soortgelijk motief als dat van Adidas, maar dan met twee verticale strepen in plaats van drie. Adidas heeft Fitnessworld in Nederland voor de rechter gedaagd op grond dat bij het publiek verwarring tussen beide motieven kan ontstaan. Haars inziens trekt Fitnessworld aldus voordeel uit de reputatie van het merk Adidas, terwijl ook de exclusiviteit van dit merk zou kunnen worden aangetast. Voor Fitnessworld vat het betrokken publiek het motief louter als versiering op en kan er daarom geen sprake zijn van een merkinbreuk. De HR der Nederlanden, waar de zaak uiteindelijk aanhangig was gemaakt, heeft het HvJ van de Europese Gemeenschappen vragen gesteld over de uitlegging van de communautaire merkenrichtlijn. Volgens het Hof behoeft niet noodzakelijkerwijs een gevaar voor verwarring tussen het teken en het bekende merk te bestaan om een inbreuk op dit merk te kunnen aanvoeren. Het volstaat dat het betrokken publiek een verband legt tussen het teken en het merk, ook al verwart het deze niet. Het Hof preciseert echter dat wanneer het betrokken publiek het teken naar de feitelijke vaststelling van de nationale rechter louter als versiering opvat, het logischerwijs geen verband legt met het bekende merk. Hieruit volgt dat de houder van het bekende merk niet kan beletten dat een derde deze versiering gebruikt.

TT Er is sprake van soortgelijke waren en overeenstemmende tekens (zie vraag 1). Mogelijk ligt het gevaar voor verwarringsgevaar hier wat minder voor de hand (art. 9 lid 1 sub b GMV). Dat deert LV echter niet. Immers, in HvJ Adidas/Fitnessworld is beslist dat art. 9 lid 1 sub c GMV ook van toepassing is bij soortgelijke waren. De kans dat sprake is van ongerechtvaardigd voordeel trekken is groot. Immers, uit HvJ L’Oréal/Bellure volgt dat het enkel gaat om het voordeel van de vermeende inbreukmaker en niet om de schade van de bekende merkhouder. Van een geldige reden lijkt ook geen sprake te zijn. Opreden dus tegen de afbeelding van de tas/het overeenstemmende teken.

KB 349/370/371/488