In het Una Voce Particolare-arrest (over beweerdelijke auteursrechtinbreuk op een televisieformat) geeft de HR in 2002 de volgende rechtsregel voor het vermoeden van ontlening: ‘3.3 (…) niet reeds het enkele feit dat tussen een werk waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen en een als inbreukmakend bestreden voortbrengsel punten van overeenstemming bestaan [wettigt] het vermoeden dat het laatste de vrucht is van bewuste of onbewuste ontlening. Daartoe is een mate van overeenstemming vereist die van een zodanige aard en omvang is dat, indien het bedoelde vermoeden niet wordt ontzenuwd, geoordeeld moet worden dat van een ongeoorloofde verveelvoudiging in auteursrechtelijke zin sprake is. (…) 3.5 (…) [V]oor de bedoelde overeenstemmingsvraag [komt het] in een geval als het onderhavige erop aan of het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt.’

M.i. combineert de HR hier het totaalindrukken-criterium uit het 5. Decaux/Mediamax-arrest met de leer van de auteursrechtelijk beschermde trekken, inhoudende dat er sprake moet zijn van (herkenbare) overname van auteursrechtelijk beschermde trekken voor beantwoording van de vraag of sprake is van ontlening om te komen tot auteursrechtinbreuk in de zin van artikel 13 Aw. De formulering is positiever dan in het Decaux/Mediamax-arrest; voor een vermoeden van ontlening moeten de totaalindrukken (klaarblijkelijk gebaseerd op dezelfde auteursrechtelijk beschermde trekken) te weinig verschillen.

KB 269/525/570